Junker 52, waarvan velen op 10 mei 1940 uit de goede richting fietsten of in de drassige grond van ons vliegveld wegzakten.

Op 10 mei 1940 vond een aanval plaats op het vliegveld Valkenburg. Hierbij werden para’s gedropt en Junker-52 vliegtuigen voerden soldaten en materiaal aan. Er was een luchtbrug gepland, maar vele kisten vlogen uit de bocht of zakten weg in de drassige grond. Hierdoor mislukte de verovering van het vliegveld. Het werd zelfs heroverd door de Nederlanders. De Duitsers trokken zich terug op het dorp, wat zij bezet hielden tot de capitulatie.

Registratie Grutto en mijzelf in Spanje

Ik maakte onlangs een toertje met de (elektrische) fiets naar Schoonhoven. Een dag heen en een dag later terug. De eerste dag kracht 4 van een koude wind uit het zuid oosten. Zeer koud en niet meer dan 44 kilometer op een accu. Was even afzien dus. Geslapen in een zeer geslaagde stee van “Vrienden op de fiets”. ’s Avonds ondanks mijn vermoeidheid nog een zeer aangename ontmoeting met maaltijd gehad,  met mijn vriend Coen van den Heuvel en echtgenote Hermien. Dit bij een restaurant gelegen aan de Lek. Op de terugweg de volgende dag naar Valkenburg dus wind mee. 

Op die terugweg even gestopt en foto’s gemaakt bij een natuurgebied langs de Vlist, nabij Haastrecht, mooi daar. Maakte verschillende foto’s, waaronder die van Grutto’s. Bij thuiskomst en het bekijken van deze foto’s zag ik dat een van die Grutto’s verschillende gekleurde ringen om zijn poten had.

Deze foto gemeld en kreeg response. De  volgende foto’s spreken denk ik voor zich.

 

Senioren trip Valkenburg zh – Gorinchem V.V.

Gisteren en vandaag een single fietstocht gemaakt van huis naar Gorinchem en terug. Gisteren heen en na een leuke overnachting bij vrienden, vandaag weer terug.Een beetje nostalgie, want ik heb dat bijna talloze malen gedaan. Beginnende op de racefiets, daarna op de mountainbike. Gezien het snelle rijzen der jaren, deed ik het ditmaal op de elektrische.Ik heb daar lang een beetje lacherig over gedaan wanneer ik lieden zich zo zag verplaatsen. Maar vandaag, kort voor mijn tachtigste, werd ik ruw met beide pootjes op dit vervoermiddel gedrukt. Ik realiseer me dat dit het laatste vervoermiddel in deze categorie is, waarbij ik nog enige persoonlijke inbreng heb op de voorwaartse snelheid. Een van de (mooie) plaatsen die ik op de heen en terugweg passeerde was langs het riviertje de Vlist, tussen Haastrecht en Schoonhoven. Ik schoot een mooi plaatje daarvan eendjes die ik niet kende. Ze zagen er allemaal precies het zelfde uit, dus geen soep eenden. Dit laatste volgens een mij goed bekende vriendin en vogelaar die mij deze laatste soort heeft leren kennen. Een man, gelijk uit steen gehouwen, keek er ook met een verrekijker naar. Toen ik hem aansprak gaf hij antwoord zonder zich om te draaien. Hij vertelde mij dat het jonge Bergeenden waren. Ik bedankte hem hartelijk en hij nam weer zijn zelfde pose aan, een man van weinig woorden. Ik fietste verder, mij onderweg afvragend waar die verdraaide Bergeend ouders waren. Ik zag er niet een. Iemand zal mij dit zeker vertellen. (Hoop ik). Ik maakte trouwens ook nog enige plaatjes die ook nostalgie uitstraalden.

De jonge Bergeendjes.

Reiger op onbewoond eiland.

Grote molen bij Vlist/Haastrecht

Mooi plaatje met hooimijt bij Vlist. Die zie je niet veel meer

Nostalgie in Gouda

Een mooi drijfhout

Ik werd getroffen door de artistieke schoonheid van een flink stuk drijfhout wat mijn woonboot aandeed. Met enige moeite (zwaar) heb ik het geborgen en in mijn tuin gelegd. Niet lang daarna werd het in bezit genomen door een hier niet al te veel voorkomend wezentje.

Een schip met een Duits/duister verleden.

In 1942 hadden de Duitsers reeds snode plannen om Engeland door middel van een invasie te veroveren. Hiervoor moest een aardig stukje water worden overgestoken. Zoals iedereen wel zal begrijpen hadden ze daar schepen voor nodig. Er was toen echter bij onze tegenwoordige oosterburen een schreeuwend tekort aan staal om aan de vraag te voldoen.

Aangezien deze schepen hoofdzakelijk voor het transporteren van troepen en materiaal waren bedoeld, werd de ruimte daarvoor zo groot mogelijk gehouden. Er werd gekozen voor vaartuigen van voorgespannen beton die door andere schepen gesleept zouden worden. Om deze invasie te kunnen volbrengen was echter wel militair luchtoverwicht nodig. De Duitsers zagen dit toen der tijd wel zitten en begonnen met het bouwen van de betonnen jongens.

Met het luchtoverwicht liep het echter anders dan onze oosterburen gedacht hadden. Iedereen weet ondertussen de uitslag van de “Battle of Britain”. Bij die mannetjesputter vliegers van de overkant waren trouwens ook aldaar opgeleide landgenoten aanwezig, laten we dit niet vergeten.

Deze voor de Engelsen en uiteindelijk voor alle geallieerden goed verlopen luchtslag hield in, dat door de man met de snor uit het oosten van de invasie van Engeland werd afgezien.

Ik kom op dit verhaal omdat ik regelmatig, als ik met mijn bootje en Femke een rondje vaar, langs zo een betonnen invasie vaartuig kom. Hij is in gebruik als woonboot en/of atelier. Hoe ik er achter ben gekomen weet ik niet meer. Maar vandaag zag ik hem weer een keer de “RIJNDAM”. ik besloot een anekdote te schrijven. Het commentaar op FB ga ik hierin verwerken.

Valkenburg – Valkenburg per kano (320 Kilometer)

Tot een tiental jaren en langer geleden, maakte ik bijna elk jaar een tocht per kajak van ongeveer een week door Nederland , dit van- en naar diverse plaatsen via de mooiste kleine vaarwateren. Ik deed dit met mijn jongere vismaatje Henkjan Vergunst. Over de prachtige dingen die wij vanaf het water in soms afgelegen gebieden zagen en meemaakten zou ik een boek kunnen schrijven

.Een van die tochten planden wij van Valkenburg Limburg naar ons eigen Valkenburg Zuid-Holland. Soms, als er geen vaarweg beschikbaar was, verplaatsten wij ons te voet over de weg met de kajak geplaatst op speciale wieltjes. Deze waren beladen met een tent, luchtbedden, slaapzakken, proviand en niet te vergeten natuurlijk water en een paar biertjes. Deze laatsten om water vergiftiging te voorkomen.

Van Valkenburg Limburg naar de Maas was zelfs voor de wieltjes methode te ver, dus kozen wij Borgharen, gelegen aan de Maas, als vertrek punt. Het was onze eerste lange tocht met in het begin snel stromend water, dus we waren in dat begin wel erg voorzichtig. De stroom op de Maas was in het begin behoorlijk, soms 10 km/u, bij de kleine stroom versnellinkjes. We waren echter al snel gewend en peddelden er op los.

In het begin was de Maas tevens de grens tussen Nederland en België. De normale scheepvaart ging over het oostelijker gelegen, diepe, evenwijdig lopende, Juliana Kanaal. We zetten elke dag aan het eind van de middag normaal ons tentje bij een camping of jachthaven op, kochten een patatje of zo en/of deden wat op ons primusje en namen een of meerdere biertjes.

Aan de Nederlandse kant werd soms heel moeilijk gedaan om te overnachten. Dit in tegendeel tot de Belgische kant, waar we zelfs een keer ons tentje in een kinderspeeltuin bij een zeer gezellige uitspanning mochten plaatsen. Indien geen camping of jachthaven binnen bereik was, gingen we wild. Daar hadden wij onze nood rantsoenen voor bij ons, zoals onder andere de eerder genoemde blikjes bier.

Na Maasbracht werd de Maas een stuk rustiger. Daar moesten we eerst nog even schutten in een sluis met een hoogte waar je een soort omgekeerde hoogtevrees van kreeg. Zeker in je kanootje tussen al die grote schepen. Ik droom er nog wel eens van als ik zwaar getafeld heb.

Na dat we dit laatste spannende moment achter de rug hadden, besloten we een plek te zoeken voor ons tentje. We vonden op de waterkaart een kleine camping aan het water van een grindgat noord van Maasbracht. We gingen door een ingang aan de ik dacht westelijke kant van de Maas. We kwamen aldaar eerst langs een industrie terrein. Vlak daarna was een zeer nauwe doorvaart naar het grindgat zelf. Die bestond uit een soort betonnen brug met daar onder de vaarweg. Het bestond uit één geheel, een soort tunneldeel. Vlak voor dat wij die brug naderden hadden wij, zonder er echt veel aandacht aan te besteden, op het industrie terrein een duwcombinatie aan de wal zien liggen bij een laad/losplaats van grind of zand. We voeren door de tunnel en kwamen op het grindgat. Dat was groter dan gedacht . De camping die we zochten wat niet te zien, dus we moesten even op de kaart kijken om de juiste koers naar die camping met behulp van het kompas te bepalen.

Ik deed de navigatie en Henkjan peddelde een stukje vooruit. Er stond een stevige noordwester. Ik had even tijd nodig om de zaak te voorschijn te halen en de kaart te bekijken. Door die zelfde noordwester waren wij weer enkele tientallen meters achteruit geblazen, ook wel deinzen genoemd. Onopgemerkt zaten we bijna weer in de tunnel.

Het ENGELTJE

.Henkjan keek op een moment even om en trok direct zijn peddels bijna aan stukken, onderwijl de grofste vloeken uitend. Die had ik van hem nog nooit eerder gehoord. Ik volgde zijn voorbeeld instinctief, zonder te spreken, keek direct om en ik overdrijf niet: ik zat misschien drie meter voor de boeg van de duwbak. Deze liep schuin van boven naar onder. Ik smeet de kaart neer, kon gelukkig mijn peddel snel pakken en begon als een idioot te peddelen. Ik had geluk, want als je in één keer snel kracht zet en je peddel schuin het water in gaat, kan het goed zijn dat je de kajak omtrekt. Dan had ik zeker tussen de bodem van die bak en de onderkant van het tunneltje gekomen en als hapklare brokken in het schroef water naar boven komen borrelen.

De duwbak had blijkbaar, niet lang na onze passage zijn plek verlaten en was richting gat gegaan. Daar de duwer achter de bak zat hadden wij niets gehoord en zij hadden ons niet gezien omdat we er vlak voor zaten.

Zo gauw wij de ruimte hadden gingen wij zeer snel stuur en bakboord uit en waren over de rooie. Zeker toen wij op de boeg van de bak een persoon ontwaarden die kennelijk als uitkijk fungeerde en vriendelijk naar ons lachte. Wat een …

Ik zei tegen Henkjan dat wij die boot zouden volgen tot hij afmeerde en ik die vent helemaal aan gort zou slaan. De snelheid die de combinatie ontwikkelde, de nakende duisternis maar ook het lokkende biertje op de camping deed ons hier toch maar van af zien. Soms, als ik hieraan terug denk, beleef ik het, als een video, weer. Niet dat ik er wakker van lig trouwens.

Het getal 320, zijnde het aantal kilometers van de afstand Valkenburg – Valkenburg, heeft waarschijnlijk geluk gebracht omdat het overeenkomt met het nummer van ons aller Squadron 320. Ik was en blijf filosofisch.

Winter 1963 versus winter 2021

Ik keek vandaag 7 februari 2021 af en toe naar buiten en zag een wereld gelijk aan de tijd toen ik in 1963 nog niet zo lang terug was van een term van 18 maanden in Curaçao. Ik duik even in het verleden.

Het Vliegkamp was geïsoleerd. Ik ontdook toen het na de dag van je wacht verplichte baan schoonmaken en ontsnapte. Onder zeer moeilijke winterse omstandigheden bereikte ik Wassenaar. Ik werd de volgende dag bij mijn terugkomst gelukkig ook niet geschaakt. De reden van mijn vlucht was mijn pas nieuwe verkering. Niets of niemand hield mij tegen.

Ik kom terug op vandaag. Er was ditmaal geen reden om te ontsnappen. Jolanda keek televisie en ik wilde even bij het Valkenburgse Meer gaan kijken om aldaar mijn gevederde vrienden in deze barre omstandigheden mentaal bij te staan.

De omstandigheden bij onze woonboot waren bar en boos. Stormachtige wind, stuifsneeuw en koud!!!. Ik besloot me te beperken tot het mentaal steunen van mijn vriendjes in onze tuin maar dan via het raam. Ik had het te doen met ze. Er was wel voldoende voedsel aan mijn voederpaal, maar ze waaiden er bijna steeds weer af. De sterken onder hen hebben toch een slagje kunnen slaan.

Ik kiekte toch nog een Spreeuw die vanwege de harde en koude wind, tussen zijn wimpers door, met bijna dichte ogen zijn gading vond. Ook mijn voorvader het Roodborstje was er weer. Wat een poepie. Aan de andere kant van mijn woonboot schoot ik een mooie creatieve schepping van de natuur. Maakte weer een foto met mijn Orion model op de voorgrond.

50e Ferry MVKValkenburg-Hato Curaçao

Op 10 April 1978 ( maand toen nog met hoofdletter) gingen wij met bemanning “DELTA” op pad om via Lajes (Azoren), Dakar (Senegal) en Rochambeau (Frans Guyana) naar Hato Curaçou om onze detachering, van ongeveer 4 maanden, aldaar te volbrengen.

De vlucht naar Lajes verliep “as advertised” en werd volbracht in 8.2 Voor de komma de uren, erna eenheden van 6 minuten. Dus afgerond acht uur en twaalf minuten. Ook de vlucht van Lajes naar Dakar verliep normaal. Alleen bij de landing ontstond een klein probleempje. Tijdens het “reversen”, afremmen op de motoren door de hoek van propeller bladen om te draaien, was een steentje door een van de bladen geslagen. Deze propeller was van kunststof welke sinds enige tijd werd gebruikt, ook samen met die van staal. Wij hadden er dus toevallig ook van beiden een.

Het steentje had voor ons de verkeerde gekozen. Tijdens de landing hadden wij er niets van gemerkt, maar er na ontdekten wij het gaatje. De eerste mecano Willem Hermens pakte zijn schroevendraaier en peilde de diepte van de inslag. Hij stelde vast dat het te diep was en ondersteuning vanuit Nederland geboden was. Dit zou enige dagen in beslag kunnen nemen waardoor wij waarschijnlijk veroordeeld waren om enige dagen in het hotel in Dakar door te brengen. Geen probleem, we hadden de tijd en ons financieel verantwoordelijke officier Cor Vennik stelde zich zeer barmhartig op bij deze onvoorziene, zeer luxe omstandigheden.

Er werd vanuit Nederland een deskundige sergeant gestuurd om het probleem op te lossen. Deze oplossing nam enkele dagen in beslag. Het bezorgde deze sergeant, volgens hem, de mooiste periode uit zijn Marine loopbaan.

Zoals ik al zei, Cor was niet kinderachtig, maar er waren natuurlijk duidelijk grenzen. Uit voorzorg hadden wij, in het geval dat we ergens kwamen te staan een aardig aantal six-pacs bij ons. Ik benadruk: alleen voor speciale gevallen. Het hotel had een centrale aircondition die via een roostertje elke kamer koelde. Deze laatsten waren gemakkelijk te verwijderen, waardoor een gekoelde ruimte verscheen waarin enkele six-pacs ruim pasten. Dit even terzijde. We kwamen in dit speciale geval dus niet om van de dorst. We werden gesteund door het feit dat het drinken van het lokale water werd afgeraden.

Op de foto is ook onze jonge VOBér Cees Heydt te zien. Een fantastisch leuke en slimme gozer met veel humor. Helaas veel te vroeg overleden. Buiten de officieren hadden wij twee persoons kamers. Alleen Cees had een een persoons omdat hij, als hij zijn ogen toe deed en in slaap viel, zo hard snurkte dat een eventuele kamer genoot geen oog dicht zou doen en een trauma op kon lopen. Cees had echter pech, zijn airco werkte niet. Toen hij na een tijdje wakker werd zweette hij zich de tandjes. Hij vond een oplossing door zijn raam wijd te openen. Zijn volume schrok alles af, behalve de muggen echter. Zij waren klein, stil, maar zeer effectief, hij doorstond hun massale aanval dan ook zonder wakker te worden.

De volgende morgen, aan het ontbijt, verscheen een onherkenbare figuur met een opgezwollen gezicht. Het bleek bij later inzien onze Cees te zijn die door ontelbare insecten was aangevallen. Wij gingen er van uit dat hij minstens malaria had opgelopen, maar achteraf is hij er na enige dagen, buiten de jeuk, goed van af gekomen.

Er gebeurde natuurlijk nog meer, maar wij vertrokken 17 April om 09.52 richting Rochambeau, waar we na een vlucht van precies 11 uur landden.

Tijdens deze vlucht hadden we nog een akkefietje, ik plaats het alsnog.

Tijdens deze wat lange vlucht, losten wij VOB’ers elkaar af achter de HF radio. Deze bevond zich aan stuurboord direct achter de “beam”. Even terzijde: De Neptune was een middendekker en de vleugel liep dus door de romp van de de SB vleugel naar die van BB, en andersom natuurlijk. Zij vormden dus een zeer sterk geheel, het werd de “beam” genoemd. Bij de doorlopende vleugel was een soort ruimte met boven gelegen klep, waar zich allerlei benzine kranen bevonden. Deze kranen maakten het met de hand schakelen van diverse benzine tanks naar de motoren mogelijk. In mijn ogen, die van een leek, waren het er wel een “paar”. Hierover later.


Aan de achtkant ervan de beam, waren op de vloer twee zitplaatsen voor tijdens de start en de landing. Er deden verhalen de ronde dat bij slechter afgelopen landingen en ditches de twee mannen op deze plek gezeten, er vaak het beste van af waren gekomen. Ik geloofde daarin en hield er “in bepaalde omstandigheden” als het kon stiekem rekening mee. Nogmaals dit even ter zijde.


Het radiostation was ruim, met een heerlijke stoel en uitzicht over stuurboord vleugel. Gedurende de oversteek vanaf Dakar was het radio contact trouwens bijna altijd gedurende lange tijd nul komma nul. Tachtig procent van de tijd van deze oversteek ontbeerden wij, ondanks veel frequentie wisselingen, elk contact met de buiten wereld. Maar de positie, zitplaats en uitzicht waren subliem. Over dat gebrek aan radio contact werd eigenlijk nooit veel gesproken. Het was gewoon een feit. Het schoot wel eens in je gedachten maar daar bleef het wel bij.


Ik zat daar dus, toen ik een lichte beroering in het gedeelte van het vliegtuig vóór de beam bemerkte. Niet lang daarna kwam de tweede mecano over deze beam glijden. Hij keek een beetje schichtig, dus ik vroeg hem wat er loos was. Hij wees naar BB vleugel en zei in een iets hogere octaaf: “We zijn héél die vleugel kwijt”! Ik keek naar buiten en zei: “Volgens mij zit’ie er nog aan”. “We kunnen niet bij de benzine komen”. Niet zo mooi dus. Zuid Amerika of terug Afrika zat er voor ons niet meer in. Een rubber vlot lag misschien in het vooruitzicht. Ik wist waar ik bij een eventuele ditch zou gaan zitten, ik zat er al vlak bij.


Hij opende de klep van de kranen box en rommelde wat. Geen oplossing denk ik, want hij schudde met zijn hoofd en ging weer naar voren. Binnen een scheet was Willem Hermens er. Hij rommelde ook een tijdje met die kranen en knikte na enige tijd. Hij spoedde zich weer naar voren. Voor de beam en ook bij de rest van de crew keerde de rust weer. We landden veilig op Rochambeau, stuurden een Arrival (bericht van aankomst) naar Nederland en namen een biertje in het Hotel. (Het thuisfront werd zoals standaard opgebeld dat we veilig aan de overkant waren gekomen).
De volgende dag dus op naar Curaçao.

De dag daarna 14.22 take-off naar Hato, waar we na 5.4 onze laatste fullstop van deze reis maakten. Ondanks het wat late uur namen we toch met de mannen aldaar, om hen niet teleur te stellen, een neut

.Crew Delta 1978

Boven v.l.n.r: Joep Weijers-VOB, Theo Jansen-Vlieger, Dirk Meirik- Vlieger boven de sterkte, Cor Vennik-Vlieger, Jan Vroege-VOB.Beneden: Karel Oosterhof-Mecano, Willem Hermens-Mecano, Cees Heydt- VOB, Dirk Mesker-Konstabel, Lex Busselaar-Tacco/Vliegtuig commandant.

Uitzicht bij radio

De Mustang

Ik schrijf 8 augustus 1988. Jolanda en ik kwamen ondanks veel strubbelingen, die ik u zal besparen, officieel in het bezit van een woonboot gelegen achter de benzinepomp Jongeneel. Voor die tijd woonde ik sinds lange tijd in Katwijk, mede door mijn werk op MVKValkenburg. Ik diende van 1960 tot 1993 bij de Koninklijke Marine, waar ik nog steeds geen spijt van heb.
Het was altijd mijn grote wens om op en bij het water te wonen. Waarschijnlijk onbewust door mijn geboorte, en opgroeien aan de rand van de Biesbosch.

Eenmaal gesetteld op mijn locatie, was ik de koning te rijk. Mooie woonboot, tuin van twaalf bij twaalf op het zuiden, maar ook aan de andere kant een uitzicht over een groot grondgebied wat toen in het begin werd gebruikt voor het verbouwen van boerenkool. Ik heb af en toe wel een struikje verschalkt. Dit met medeweten van de eigenaar trouwens, die zat er niet mee. Een mooi verschijnsel was, wanneer het land was omgeploegd, er soms ik denk twee honderd snippen verdwenen tussen de ploeg voren en zelfs met een verre kijker zeer moeilijk te spotten waren. Ik denk daar nog wel eens weemoedig aan terug. “Let wel, twee honderd snippen”.

Ik hoopte vanaf het begin dat mijn uitzicht aan de waterkant eeuwig zou blijven, maar was er me van bewust dat dit een eutopie zou zijn. Een toenmalig Gemeente Secretaris, waar ik goed mee op kon schieten, zei eens : “Het is een zeer strategisch stukje grond Jan, maak je geen illusies”. Dat maakte mij zeer waakzaam.

Op een morgen keek ik over het land en zag een paar honderd meter verder op, waar het land begrensd werd door kassen, bedrijvigheid. De schrik sloeg me om het hart, zou de Secretaris nu al gelijk hebben? Ik besloot mijn nieuwsgierigheid te bevredigen en ging kijken. Ik moest omlopen en kwam tussen de kassen door op de plek waar het gaande was.

Er was een soort “Dragline” graafmachine aan het werk omringd door bezige mannen met ik dacht donkere kleding met witte letters op hun rug. Zij groeven op een plek een beetje tussen de sloot en het land. Zij vertelden mij dat ze een Mustang aan het opgraven waren. Er waren al verschillende wrakstuk(jes) gevonden. In de omgeving nam ik enkele zware mitailleurs kaliber .50 waar. Er waren nog meer stukjes die mij niet zo boeiden, maar er was wel een ding dat erg mijn aandacht trok. Het was een rand waar de cockpit mee was gekoppeld aan de romp. Er waren diverse rondjes met hakenkruizen op geschilderd. De mannen zeiden dat het vertelde over de overwinningen van de kist op de toenmalige Duitse vijand. Dit had ik zelf ook al bedacht. Er lagen vele patroonbanden met de .50 projectielen. Ook lagen er enkele losse patronen. In een onbewaakt ogenblik heb ik toen een vijftal van die dingen opgeraapt en in mijn zakken gedaan. Er was hard gewerkt, morgen was er weer een dag.

De volgende dag was ik er ook weer. Ik bemerkte enige onrust bij de graaf mannen over de verblijfplaats van de cockpit rand maar dat kwam goed. De operatie “Merlin” was begonnen. De voorstuwingsmachine van de Mustang, de Packard, zat nog steeds in de grond. De graaf machine waarmee was geopereerd was een eenvoudige dragline. Die had gegraven tot maximale diepte.
Er bleef een kuil van een paar meter diep over waarin de motor, afgedekt door zwarte olie, nog aanwezig was. Men maakte een soort stalen lus tussen de motor en de Machine. Toen werd gepoogd om de motor uit de grond te takelen, viel de machine iets voorover. Op tijd gestopt, anders hij er naast gelegen. Daarna was het einde oefening. Het werd gedicht, hoe weet ik niet, ik was al naar huis.

Later in de tijd werd aangevangen met de bebouwing van het Duyfrak. Ik vervoegde mij bij de uitvoerder van de maatschappij en wees hem op de aanwezigheid van een motor met of zonder olie onder een van zijn te bouwen huizen. Geen probleem. Op Valkenburg komen er meer zei hij. Roger.

Ik las ook nog dat de toenmalige burgemeester, wel of niet aangestuurd door de pers, mede verklaarde dat de opgraving van CRASH illegaal was geweest. Er werd gesuggereerd dat de gevonden .50 mitrailleurs met een poetsdoek en een beetje olie weer ingezet zouden kunnen worden. De wapens die ik heb gezien, waren echter zo ernstig vervormd dat je er mee om een hoek kon schieten. Misschien een gat in de markt.

Ik had de geleende .50 patronen opgepoetst in mijn vensterbank staan. Tot een collega op het Vliegkamp mij vertelde dat het kruit in zo een patroon onstabiel kan worden. Ik heb ze toen laten verdwijnen.

Er was een meneer van de Gemeente Katwijk die enige tijd daarna bij mij was voor een heel andere zaak. Ik vertelde hem over de .50 patronen die ik had verzameld. Hij zei: “O was u dat. U doet meer dingen die eigenlijk niet mogen meneer Vroege”. Ik zou niet weten wat en hoe hij het wist.

De Mustang (met tekst)