De aanranding

stille getuigen

Van dit verhaal weet ik toevallig de juiste datum, omdat het plaats vond tijdens een jaarlijks evenement te Leiden op 3 oktober, deze maal in 1963.
Ik was geplaatst op MVK Valkenburg in de opleiding VOB op de Grondschool. Mijn slaap verblijf en woning als zijnde boord plaatser was D-15, één van de barakken achter het Cafetaria.
Ik had met de inspectie van de sloep bij de wacht met goed gevolg doorlopen en mij per NZH bus naar Leiden begeven.
Daar had ik een heel leuke avond, zeker omdat dit de eerste keer was dat ik dit meemaakte.
Maar aan alles komt een eind, mijn centjes waren bijna op en ik begaf mij richting station om de laatste bus te pakken.
In die tijd bestond het meeste van wat verkocht werd bij de kraampjes uit gerookte paling.
Vlak voor het station passeerde ik zo’n kraam en de verkoper riep mij toe: “Palinkje Jantje?”
Hij noemde mij niet bij naam niet hij mij kende, maar ik was in uniform en toen werden wij vaker zo aangesproken.
“Mijn geld is op”, antwoordde ik. “Maakt niet uit ik heb zat verkocht”, zei hij.
Hij rolde enkele van die lange jongens in een krant en gaf die mij.
Ik bedankte hem hartelijk.
Aangekomen bij het station bleek de laatste bus richting vliegveld al lang vertrokken te zijn.
De meest voor de hand liggende mogelijkheid in die tijd was het tijdelijk gebruik van één van de in aantal ruim aanwezige fietsen. Na gebruik werden zij vaak gestald in de vijver bij “Rombaldo”. Het borstbeeld van de oprichter van de MLD, aanwezig op het Vliegkamp.
Deze dump plaats werd af en toe ontdaan van deze ongewenste vegetatie.
Ik richtte mijn aandacht op het fietsen park, Tot ik werd aangesproken door een meneer op een bromfiets, volgens mij een Kaptein Mobilette.
Hij sprak: “Als je met de bus naar het vliegveld wilt, kun je nog wel even wachten. De laatste is al lang weg. Maar ik woon in Katwijk, je kunt met me mee rijden”. Klasse.
Ik stapte met mijn bos paling achter op, stormbandje om en we vertrokken richting Katwijk.
Ik was toen geheel onbekend in de omgeving, maar ik dacht dat we over een spoorweg overgang kwamen, toen hij stopte. Hij zei “Ik heb koude handen, kun jij een stukje rijden?”
Geen probleem. Hij nam de paling over en ik de besturing van de machine.
Toen we een stukje gereden hadden, voelde ik een hand in een streek waar ik nog nooit was betast door iemand van het zelfde geslacht. Ik schrok en duwde zijn hand weg.
We reden nog even door en naderden Katwijk. Hij begon weer en ik duwde hem ook weer weg. We waren ondertussen aangekomen in Katwijk en hij zei plotseling: “Hier woon ik, hier moet je links af”.
Zonder te aarzelen deed ik dat dan ook. Onze snelheid was echter nog te hoog. We knalden op een stoeprand en werden gelanceerd. We doorboorden een hoge heg en kwamen gedeeltelijk in de achter tuin van een Katwijker terecht. Ik kwam met de schrik vrij.
Ik stapte af en rukte de paling uit de hand van mijn passagier. Deze zat nog steeds stijf van schrik achter op de Mobilette. Ik beet hem nog enkele onvriendelijke woorden toe en verliet de tuin door het tuinhekje.
Ik vervolgde mijn weg via de wacht C2, het paadje achter de C-barakken en de Kampweg naar D-15. Het werd Catalina pad genoemd.
In mijn slaapzaal aldaar, nam ik plaats in een soort zij hok met een kachel, een baks tafel en twee baks banken. Ik ging een palinkje nemen.
Toen ik de krant opende zag ik iets ongewoons. De palingen waren van voren
bij de kop en achter richting staart, dikker dan normaal. In het midden bestonden zij uit een paar vellen en graten die samen geknepen waren.
Dit was hoogst waarschijnlijk het gevolg van het schietgebed van de liftgever toen hij er van overtuigd was dat zijn laatste uur geslagen had.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *