Detachering op Sicillië

 

We waren daar met de Stoef getetacheerd op Fontana Rossa nabij Catania. We oefenden daat met het smaldeel.
Op een van deze vluchten bevonden zij zich dat noord van Sicilië. Het waaide op de basis hard, tot zeer hard. We konden echter toch starten en gingen richting oefen gebied noord van Sicilië.
Aangekomen bij onze varende collega’s zagen we beneden ons geen schuimkoppen, maar alleen maar schuim. De schepen hadden het heel hard te verduren. Het opsporen van een onderzeeboot was, onder deze weersomstandigheden, onmogelijk. We werden dan ook bedankt en gingen terug naar basis.
We namen de korste weg, door Straat Messina. Op een moment kwamen we aan de lij-zijde van de Etna te zitten. Daar de storm van de andere kant kwam, kwamen wij in een ongelooflijke turbulentie terecht.
Strak ingestript gingen we door deze draaikolkende lucht.
Eenmaal voorbij de Etna werd het rustiger en we landden zonder moeilijkheden. De kist werd wel na gemeten.
Enige tijd na de landing vernamen wij dat de eerste officier en de chef der equipage van de Zeven Provinciën over boord waren geslagen en omgekomen.
Zij werden naar ons vliegveld gebracht. Wij hebben toen met ons squadron bij hun wacht gelopen. Dit was een droevig moment tijdens onze detachering.
We sliepen in een kleine slaapzaal met veel mensen. Op stapel bedden. We hadden kleine kastjes. Daarom hing onze kleding aan deze bedden. Er werd al een tijdje gestolen.
Op de avond voor dat we naar huis gingen kon ik niet in slaap komen. Ik lag al een tijdje wakker toen ik in het donker een figuur de slaapzaal op zag komen.
Hij begon bij het eerste het beste bed in de kleding te rommelen. Ik had door dat hij aan het stelen was. Ik liet hem zijn gang gaan tot hij halverwege de slaapzaal was. Toen sprong ik boven op hem. Ik riep: “Ik heb hem, ik heb hem!!”.
Het was een klein Italiaantje dat kraakte in mijn houdgreep. Hij gilde van schrik en begon zijn excuses aan te bieden. Ik liet hem echter niet los. De maten werden ook wakker en sloegen alarm.
De officier van de wacht kwam de zaal op vergezeld van twee mannen bewapend met snelvuur dingen.
Het mannetje verstijfde. Ik had écht medelijden met hem. Maar ja, het kon niet meer terug gedraaid worden. Ik kende hem. Hij was vaak in ons gezelschap. Hij was een zéér arm milicieëntje die erg tegen ons op keek. Jammer dat het zo tussen ons moest aflopen.
Op de dag van ons vertrek werd ik samen met onze detachement commandant LTZ Kopp ontboden bij de basis commandant. Deze bood mij persoonlijk zijn excuses aan.
Ik denk nog heel af en toe aan dat kleine ventje dat zo tegen ons op keek. Als ik had geweten dat hij het was had ik hem met kop en kont naar buiten gesmeten, maar niet aangegeven. Hoe zal het met hem afgelopen zijn, niet zo best denk ik. Arme donder.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *