50e Ferry MVKValkenburg-Hato Curaçao

Op 10 April 1978 ( maand toen nog met hoofdletter) gingen wij met bemanning “DELTA” op pad om via Lajes (Azoren), Dakar (Senegal) en Rochambeau (Frans Guyana) naar Hato Curaçou om onze detachering, van ongeveer 4 maanden, aldaar te volbrengen.

De vlucht naar Lajes verliep “as advertised” en werd volbracht in 8.2 Voor de komma de uren, erna eenheden van 6 minuten. Dus afgerond acht uur en twaalf minuten. Ook de vlucht van Lajes naar Dakar verliep normaal. Alleen bij de landing ontstond een klein probleempje. Tijdens het “reversen”, afremmen op de motoren door de hoek van propeller bladen om te draaien, was een steentje door een van de bladen geslagen. Deze propeller was van kunststof welke sinds enige tijd werd gebruikt, ook samen met die van staal. Wij hadden er dus toevallig ook van beiden een.

Het steentje had voor ons de verkeerde gekozen. Tijdens de landing hadden wij er niets van gemerkt, maar er na ontdekten wij het gaatje. De eerste mecano Willem Hermens pakte zijn schroevendraaier en peilde de diepte van de inslag. Hij stelde vast dat het te diep was en ondersteuning vanuit Nederland geboden was. Dit zou enige dagen in beslag kunnen nemen waardoor wij waarschijnlijk veroordeeld waren om enige dagen in het hotel in Dakar door te brengen. Geen probleem, we hadden de tijd en ons financieel verantwoordelijke officier Cor Vennik stelde zich zeer barmhartig op bij deze onvoorziene, zeer luxe omstandigheden.

Er werd vanuit Nederland een deskundige sergeant gestuurd om het probleem op te lossen. Deze oplossing nam enkele dagen in beslag. Het bezorgde deze sergeant, volgens hem, de mooiste periode uit zijn Marine loopbaan.

Zoals ik al zei, Cor was niet kinderachtig, maar er waren natuurlijk duidelijk grenzen. Uit voorzorg hadden wij, in het geval dat we ergens kwamen te staan een aardig aantal six-pacs bij ons. Ik benadruk: alleen voor speciale gevallen. Het hotel had een centrale aircondition die via een roostertje elke kamer koelde. Deze laatsten waren gemakkelijk te verwijderen, waardoor een gekoelde ruimte verscheen waarin enkele six-pacs ruim pasten. Dit even terzijde. We kwamen in dit speciale geval dus niet om van de dorst. We werden gesteund door het feit dat het drinken van het lokale water werd afgeraden.

Op de foto is ook onze jonge VOBér Cees Heydt te zien. Een fantastisch leuke en slimme gozer met veel humor. Helaas veel te vroeg overleden. Buiten de officieren hadden wij twee persoons kamers. Alleen Cees had een een persoons omdat hij, als hij zijn ogen toe deed en in slaap viel, zo hard snurkte dat een eventuele kamer genoot geen oog dicht zou doen en een trauma op kon lopen. Cees had echter pech, zijn airco werkte niet. Toen hij na een tijdje wakker werd zweette hij zich de tandjes. Hij vond een oplossing door zijn raam wijd te openen. Zijn volume schrok alles af, behalve de muggen echter. Zij waren klein, stil, maar zeer effectief, hij doorstond hun massale aanval dan ook zonder wakker te worden.

De volgende morgen, aan het ontbijt, verscheen een onherkenbare figuur met een opgezwollen gezicht. Het bleek bij later inzien onze Cees te zijn die door ontelbare insecten was aangevallen. Wij gingen er van uit dat hij minstens malaria had opgelopen, maar achteraf is hij er na enige dagen, buiten de jeuk, goed van af gekomen.

Er gebeurde natuurlijk nog meer, maar wij vertrokken 17 April om 09.52 richting Rochambeau, waar we na een vlucht van precies 11 uur landden.

Tijdens deze vlucht hadden we nog een akkefietje, ik plaats het alsnog.

Tijdens deze wat lange vlucht, losten wij VOB’ers elkaar af achter de HF radio. Deze bevond zich aan stuurboord direct achter de “beam”. Even terzijde: De Neptune was een middendekker en de vleugel liep dus door de romp van de de SB vleugel naar die van BB, en andersom natuurlijk. Zij vormden dus een zeer sterk geheel, het werd de “beam” genoemd. Bij de doorlopende vleugel was een soort ruimte met boven gelegen klep, waar zich allerlei benzine kranen bevonden. Deze kranen maakten het met de hand schakelen van diverse benzine tanks naar de motoren mogelijk. In mijn ogen, die van een leek, waren het er wel een “paar”. Hierover later.


Aan de achtkant ervan de beam, waren op de vloer twee zitplaatsen voor tijdens de start en de landing. Er deden verhalen de ronde dat bij slechter afgelopen landingen en ditches de twee mannen op deze plek gezeten, er vaak het beste van af waren gekomen. Ik geloofde daarin en hield er “in bepaalde omstandigheden” als het kon stiekem rekening mee. Nogmaals dit even ter zijde.


Het radiostation was ruim, met een heerlijke stoel en uitzicht over stuurboord vleugel. Gedurende de oversteek vanaf Dakar was het radio contact trouwens bijna altijd gedurende lange tijd nul komma nul. Tachtig procent van de tijd van deze oversteek ontbeerden wij, ondanks veel frequentie wisselingen, elk contact met de buiten wereld. Maar de positie, zitplaats en uitzicht waren subliem. Over dat gebrek aan radio contact werd eigenlijk nooit veel gesproken. Het was gewoon een feit. Het schoot wel eens in je gedachten maar daar bleef het wel bij.


Ik zat daar dus, toen ik een lichte beroering in het gedeelte van het vliegtuig vóór de beam bemerkte. Niet lang daarna kwam de tweede mecano over deze beam glijden. Hij keek een beetje schichtig, dus ik vroeg hem wat er loos was. Hij wees naar BB vleugel en zei in een iets hogere octaaf: “We zijn héél die vleugel kwijt”! Ik keek naar buiten en zei: “Volgens mij zit’ie er nog aan”. “We kunnen niet bij de benzine komen”. Niet zo mooi dus. Zuid Amerika of terug Afrika zat er voor ons niet meer in. Een rubber vlot lag misschien in het vooruitzicht. Ik wist waar ik bij een eventuele ditch zou gaan zitten, ik zat er al vlak bij.


Hij opende de klep van de kranen box en rommelde wat. Geen oplossing denk ik, want hij schudde met zijn hoofd en ging weer naar voren. Binnen een scheet was Willem Hermens er. Hij rommelde ook een tijdje met die kranen en knikte na enige tijd. Hij spoedde zich weer naar voren. Voor de beam en ook bij de rest van de crew keerde de rust weer. We landden veilig op Rochambeau, stuurden een Arrival (bericht van aankomst) naar Nederland en namen een biertje in het Hotel. (Het thuisfront werd zoals standaard opgebeld dat we veilig aan de overkant waren gekomen).
De volgende dag dus op naar Curaçao.

De dag daarna 14.22 take-off naar Hato, waar we na 5.4 onze laatste fullstop van deze reis maakten. Ondanks het wat late uur namen we toch met de mannen aldaar, om hen niet teleur te stellen, een neut

.Crew Delta 1978

Boven v.l.n.r: Joep Weijers-VOB, Theo Jansen-Vlieger, Dirk Meirik- Vlieger boven de sterkte, Cor Vennik-Vlieger, Jan Vroege-VOB.Beneden: Karel Oosterhof-Mecano, Willem Hermens-Mecano, Cees Heydt- VOB, Dirk Mesker-Konstabel, Lex Busselaar-Tacco/Vliegtuig commandant.

Uitzicht bij radio

De “Sealords” versus de Chef der Equipage (Schipper) MVKV

Ik plaatste onlangs weer een foto van een type vliegtuig wat in het begin van mijn diensttijd bij de Marine Luchtvaartdienst (MLD) diepe indruk op mij maakte, de Seahawk. Ik was nog jong en in als telegrafist in opleiding tot Vliegtuig Onderzeeboot Bestrijder (VOB). In die tijd kon je als VOBer geplaatst worden op Squadrons met diverse type vliegtuigen, zoals de SNB5/TC45J Beechcraf (VSQ-5), S-2-A Grumman Tracker (VSQ-2 en 4) en de SP-2-H Lockheed Neptune (VSQ-320). Deze types heb ik later vele uren “bereden”.

Het vliegtuig de “Seahawk” had echter slechts plaats voor 1 persoon. Een vlieger die alles dus in zijn uppie moest oplossen. Dit alleen in zijn kist natuurlijk. In zijn rol bij onze marine maakte hij deel uit van een verband dat verschillende gezamenlijke doelen had. Mede daarom was hun plaatsing hoofdzakelijk op onze “Karel Doorman”, hiermee automatisch deel uit makend van de organisatie daar van. De taken van de Seahawk konden divers zijn. Daar ga ik nu niet verder op in. Ik ga in gedachten weer terug in de tijd van mijn inlijving bij de MLD.

Het was 1962. Ik zat in opleiding op de Grondschool, liep de kampwacht en dronk ’s avonds een biertje in de cantine, dit tot 2100 uur (Tap Toe). De werktijd toen was 48 uur per week. Ook zaterdagsmorgens werd er gewerkt. Eens in de maand mocht je op vrijdag middag naar huis, zogenaamd “lang weekend”.

Vrijdag middag en/of zaterdag morgen werd er vaak geoefend door een aantal Seahawks. Zij hadden een stunt team met de naam “Sea Lords”. Na het oefenen op hoogte werd bijna altijd speciaal voor ons belangstellenden een spectaculair schouwspel gepresenteerd.

Zij draaiden al hun loopings, rolls en hoe het verder mocht heten welke diepe indruk op mij maakten. Na dit kwam echter het echte klapstuk. Ze vlogen zeer laag tussen hangaar 1 en 2 door. Zo laag, dat ze voor het hek langs de wetering iets moesten liften. Het was duizeling wekkend en oorverdovend, elke keer weer.

Op een dag besloot de verse (nieuwe) Chef der Equipage (schipper) van het Kamp ook een kijkje te gaan nemen bij deze happening. Hij was op de dienstfiets, te herkennen aan de rood wit blauwe rand. Hij was een beetje laat, vermoedlijk had hij tegenwind gehad.
Daar het voor de eerste keer aanwezig was, kwam hij zeer dicht bij de doorgang tussen de hangaars. Zijn aankomst aldaar viel samen met de passage van een Seahawk ongeveer op de hoogte van zijn fietsbel. Hij verloor de macht over het stuur en belandde gedeeltelijk in een daar aanwezige sloot.
Grote hilariteit. Zijn pet werd na afloop van het spektakel opgevist.

De Sealords boven Scheveningen

Seahawk nummer 50

Seahawk met Sidewinder

Aankomst in NNG met Hrms Karel Doorman. Samen met S-55

De mannen op hun raspaardje

IJzeren mannen met hun zoals ik al zei, raspaardjes.

Old soldiers …

Vond een foto uit de begintijd van de Orion, We vlogen toen nog met een Konstabel. Op deze foto Leen Pronk. Links van hem Joep Weijers, Toon Steeman en mijn persoontje. De enige foto die ik heb van Toon. Een heel fijne collega. Helaas veel te vroeg overleden.

Ontspannen tijdens de transit. Bakkie en Klaverjassen. Dit uiteraard vóór of na een spannende vlucht. We bleven echter scherp.

Lossiemouth

Long time a go kwamen wij vaak op het vliegveld RAF Kinloss, gelegen in Schotland. Vandaar vlogen wij heel veel operationele vluchten en oefeningen. Dichtbij was echter ook een vliegveld van de Navy gelegen waar we af en toe kwamen, Lossiemouth. Het was wat knusser daar en we kregen elke dag een Tod (rum). Zoals ik zei, het was er veel gezelliger dan bij de RAF. Er werd natuurlijk ook gevlogen. Wij deden dat volop, zo ook de Buccaneers. Waarvan een foto.

Buccaneer lekker laag.

De Neptune 203

Een van de Neptunes waar ik het meest op trip naar diverse landen en detachering op Curaçao ben geweest is de 203. Ik krijg altijd een speciaal gevoel als ik een foto van haar zie. Hier een paar.

Lekker laag bij airshow te Prestwick met Cor Cruijf aan het roer.

Een gedeelte van bemanning Delta tijdens Koninginnedag.

Boven vlnr: Appie Vuil (Tacco), Arie Turenhout (Mecano), Fred de Vries (Konstabel), Jan Herberts Vlieger, Vliegtuigcommandant), Miel Koelhuis (Mecano)
Onder: Bram Streefkerk (Sensor operator), Jan Vroege (Sensor operator), Theo Jansen (Vlieger)

Zelfde bemanning ook in de West met Jan Laurijssen 2e van links (Waarnemer)

Foto uit de tijd vóór de witte rug die werd aangebracht voor de trips naar Curaçao

Okean klasse (ELINT)

In de tijd dat ik met de Stoef vloog vanaf de Karel Doorman nam ik vaak Soviet schepen waar die het smaldeel volgden. Het waren een soort als visser schepen ogende vaartuigen die echter een onwaarschijnlijk hoog aantal antennes en nog andere uitsteeksels hadden.

Het waren de zogenaamde ELINT’s (Electronic Intelligence) schepen. De mannen aan boord waren geen vissers, doch in hun vak opgeleide spionnen. Zij onderschepten, registreerden, fotografeerden alles wat het smaldeel of vliegtuigen uitzonden of uitspookten. Ik praat dan onder andere over het radio verkeer, manoeuvres, procedures en het gebruik van radar en sonar.

Ook op de Neptune tijdens de Koude Oorlog kwamen wij de mannen veel tegen. Hier een foto van de OKEAN klasse. Het schip op de foto draagt de naam LINZA. Vaak tegen gekomen.
Ik moest altijd aan mij zelf denken bij dit type. OK jan.

De LINZA

De “Foam plate”

Het was 7 februari 1978. We stonden met crew Delta gepland om met de Neptune 217 een torn van 4 maanden in de West te gaan maken. We hadden de kist de 5e al proef gevlogen, maar de MAD , (Magnetic Anomaly Detection) het apparaat wat zich in de punt van de staart bevindt, moest nog gecheckt worden.

Dit apparaat meet afwijkingen in het aard magnetisch veld, welke ook door een onderzeeboot veroorzaakt worden. Het moet daar voor “gecompenseerd” worden. Het gaat te ver om dit helemaal uit te leggen, maar er zijn bepaalde vlieg bewegingen nodig om dit te doen. Er moeten zogenaamde “rolls, pitches en yaws” gemaakt worden.
De bewegingen moeten op grotere hoogte worden uitgevoerd, om storingen vanaf de grond zoveel als mogelijk te ontlopen. Wij zaten meestal rond de 8000 voet.

We startten om 14.10 en klommen naar hoogte. Ik controleerde en regelde de MAD af. Dit vond plaats in de neus, waar zich de bediening en de indicator (een soort papier rol waar een pen op schreef) zich bevonden. We begonnen met de rolls. Ik compenseerde de storing die dat opleverde. Hierna gingen we de pitches maken. Hierbij maakte het vliegtuig “nose up-nose down” bewegingen. Ik merkte, zo ook de cockpit, dat bij het “nose up” de kist een beetje begon te schudden.

Cor Vennik en Theo Jansen waren de vliegers. Cor zat links en vloog dus dacht ik. Hij zei: “Het lijkt wel of de kist bij nose up overtrekt (Stallt)”. Het compenseren werd even vergeten en men ging zich concentreren op de vlieg eigenschappen van de 217.
De kist bleek inderdaad bij nose up met 155 knopen snelheid te overtrekken. Bij inspectie van de vleugels vanuit achterin bleek dat de zogenaamde “Foam plate” van bakboord motor aan de voorkant los was en als een soort “air brake” de luchtstroom over bakboord vleugel verstoorde en er dus ook minder “lift” aanwezig was.

De Foam plate was een plaat die van onder andere de olie vuldop afdekte en met speciale klik schroeven (quick donuts) snel kon worden verwijderd en geplaatst natuurlijk. Deze deden in dit geval aan de voorkant niet wat zij moesten doen, of hadden het begeven.

In de cockpit maakte men zich zorgen om die overtrek. Een landing met 155 knopen was niet aanlokkelijk. Er werden diverse bewegingen met een combinatie van de aantal graden flaps uitgeprobeerd. Tot onze niet geringe genoeg doening bleek dat de kist met full flaps zeer waarschijnlijk een normalere landing met een betere snelheid kon maken. Dit geschiedde.

De 10e vertrokken we om 10.08 en landden 18.20 op Lajes Azoren. De rest van de reis ging ook “as advertised”.

P.S. Rolls: Vleugels op en neer zoals bij een groet.
Pitches: Kist nose up – nose down.
Yaws: Kist met voetenroer nose left – nose right.

Zeer fraaie opname V-217