Ik schrijf 8 augustus 1988. Jolanda en ik kwamen ondanks veel strubbelingen, die ik u zal besparen, officieel in het bezit van een woonboot gelegen achter de benzinepomp Jongeneel. Voor die tijd woonde ik sinds lange tijd in Katwijk, mede door mijn werk op MVKValkenburg. Ik diende van 1960 tot 1993 bij de Koninklijke Marine, waar ik nog steeds geen spijt van heb.
Het was altijd mijn grote wens om op en bij het water te wonen. Waarschijnlijk onbewust door mijn geboorte, en opgroeien aan de rand van de Biesbosch.
Eenmaal gesetteld op mijn locatie, was ik de koning te rijk. Mooie woonboot, tuin van twaalf bij twaalf op het zuiden, maar ook aan de andere kant een uitzicht over een groot grondgebied wat toen in het begin werd gebruikt voor het verbouwen van boerenkool. Ik heb af en toe wel een struikje verschalkt. Dit met medeweten van de eigenaar trouwens, die zat er niet mee. Een mooi verschijnsel was, wanneer het land was omgeploegd, er soms ik denk twee honderd snippen verdwenen tussen de ploeg voren en zelfs met een verre kijker zeer moeilijk te spotten waren. Ik denk daar nog wel eens weemoedig aan terug. “Let wel, twee honderd snippen”.
Ik hoopte vanaf het begin dat mijn uitzicht aan de waterkant eeuwig zou blijven, maar was er me van bewust dat dit een eutopie zou zijn. Een toenmalig Gemeente Secretaris, waar ik goed mee op kon schieten, zei eens : “Het is een zeer strategisch stukje grond Jan, maak je geen illusies”. Dat maakte mij zeer waakzaam.
Op een morgen keek ik over het land en zag een paar honderd meter verder op, waar het land begrensd werd door kassen, bedrijvigheid. De schrik sloeg me om het hart, zou de Secretaris nu al gelijk hebben? Ik besloot mijn nieuwsgierigheid te bevredigen en ging kijken. Ik moest omlopen en kwam tussen de kassen door op de plek waar het gaande was.
Er was een soort “Dragline” graafmachine aan het werk omringd door bezige mannen met ik dacht donkere kleding met witte letters op hun rug. Zij groeven op een plek een beetje tussen de sloot en het land. Zij vertelden mij dat ze een Mustang aan het opgraven waren. Er waren al verschillende wrakstuk(jes) gevonden. In de omgeving nam ik enkele zware mitailleurs kaliber .50 waar. Er waren nog meer stukjes die mij niet zo boeiden, maar er was wel een ding dat erg mijn aandacht trok. Het was een rand waar de cockpit mee was gekoppeld aan de romp. Er waren diverse rondjes met hakenkruizen op geschilderd. De mannen zeiden dat het vertelde over de overwinningen van de kist op de toenmalige Duitse vijand. Dit had ik zelf ook al bedacht. Er lagen vele patroonbanden met de .50 projectielen. Ook lagen er enkele losse patronen. In een onbewaakt ogenblik heb ik toen een vijftal van die dingen opgeraapt en in mijn zakken gedaan. Er was hard gewerkt, morgen was er weer een dag.
De volgende dag was ik er ook weer. Ik bemerkte enige onrust bij de graaf mannen over de verblijfplaats van de cockpit rand maar dat kwam goed. De operatie “Merlin” was begonnen. De voorstuwingsmachine van de Mustang, de Packard, zat nog steeds in de grond. De graaf machine waarmee was geopereerd was een eenvoudige dragline. Die had gegraven tot maximale diepte.
Er bleef een kuil van een paar meter diep over waarin de motor, afgedekt door zwarte olie, nog aanwezig was. Men maakte een soort stalen lus tussen de motor en de Machine. Toen werd gepoogd om de motor uit de grond te takelen, viel de machine iets voorover. Op tijd gestopt, anders hij er naast gelegen. Daarna was het einde oefening. Het werd gedicht, hoe weet ik niet, ik was al naar huis.
Later in de tijd werd aangevangen met de bebouwing van het Duyfrak. Ik vervoegde mij bij de uitvoerder van de maatschappij en wees hem op de aanwezigheid van een motor met of zonder olie onder een van zijn te bouwen huizen. Geen probleem. Op Valkenburg komen er meer zei hij. Roger.
Ik las ook nog dat de toenmalige burgemeester, wel of niet aangestuurd door de pers, mede verklaarde dat de opgraving van CRASH illegaal was geweest. Er werd gesuggereerd dat de gevonden .50 mitrailleurs met een poetsdoek en een beetje olie weer ingezet zouden kunnen worden. De wapens die ik heb gezien, waren echter zo ernstig vervormd dat je er mee om een hoek kon schieten. Misschien een gat in de markt.
Ik had de geleende .50 patronen opgepoetst in mijn vensterbank staan. Tot een collega op het Vliegkamp mij vertelde dat het kruit in zo een patroon onstabiel kan worden. Ik heb ze toen laten verdwijnen.
Er was een meneer van de Gemeente Katwijk die enige tijd daarna bij mij was voor een heel andere zaak. Ik vertelde hem over de .50 patronen die ik had verzameld. Hij zei: “O was u dat. U doet meer dingen die eigenlijk niet mogen meneer Vroege”. Ik zou niet weten wat en hoe hij het wist.