De dag dat ik officieel in actieve dienst der Koninklijke Marine trad was 29 februari 1960. Dus zoals velen onder ons weten, een van die dagen die slechts één maal in de vier jaar voor komt.
De jaren er voor had ik twee mogelijkheden me voor te bereiden om een bronzen, zilveren of zelfs gouden plak te veroveren. Dat was bij de Olympische Spelen, of de hier voor genoemde Koninklijke Marine, hierna OS of KM genoemd. Bij de laatste zou het aanzienlijk meer tijd in beslag nemen voor ik hen uitgereikt zou krijgen.
Ik had al snel door dat om via de OS een plak te bekomen,ondanks dat het sneller kon, een verkeerde keuze zou zijn. Dan had al ik vele jaren eerder in training moeten gaan. Wat over bleef was de KM.
Daar had ik wel van gehoord, maar ik had geen idee wat die eigenlijk precies inhield.
Ik koos er toch voor en doorliep de diverse de keuringen en opleidingen, tot mijn verbazing met verve.
De laatste van de serie was die van opleiding tot telegrafist. Die vond plaats op de Verbindingsschool (VBS) te Amsterdam, een onderdeel van de Marine Kazerne Amsterdam (MKAD).
Buiten de school uren, liepen wij daar echter ook in grote getale de zo genaamde schippers wacht.
Er waren vele taken die je tijdens zo’n wacht moest kunnen vervullen. Een daarvan was de “Uitkijk”.
Een taak waarvan ik de reden vaak minder goed kon plaatsen.
Een uitkijk was een wacht die in principe in de gaten hield of alles op de zijn aangewezen post goed en veilig verliep.
Zo had je de uitkijk slaapzaal. Op de VBS was dit een zaal boven in een houten gebouw waar tachtig aankomende telegrafisten, seiners of codeur telexisten de nacht doorbrachten. Er waren veertig, twee hoge, bedden geplaatst, verdeeld over twee zijden met in het midden een loop pad.
Gedurende de uren van 2100 tot 0700 liep er een uitkijk over de zaal om te kijken of alles veilig was. Wij opperden wel eens dat hij door zijn fysieke aanwezigheid, zonder dat hij het wist, ervoor zorgde dat zij allen “met hun handjes boven de dekens sliepen”. Later hoorde ik wat dit betekende.
Het was geen aangenaam verpozen op die slaapzaal. Daar de meesten in
die tijd hooguit één maal per week een bad, c.q. douche namen, was de lucht daar soms om te snijden. Maar we wisten toen niet beter.
De MKAD was aan drie zijden omgeven door water en een kant bebouwd met gebouwen, sommige uit de tijd van Napoleon, met een hoge muur.
Bij de VBS had je twee uitkijken kade. Één liep aan de wallenkant die uitkeek op de Prins Hendrik Kade en één die uitkeek over een groot water richting Pollux (een antiek zeilschip met drie masten). Daar we elkaar om de 2 uur aflosten, hield dat in dat er aardig wat mannen in gezet werden. De taak omschrijving was voor sommigen duidelijk, maar ik vond ze vaag.
Dat hield in dat we echt niet wisten waar we op moesten letten. Wij verpoosden ons dan ook met het tellen van de enorme hoeveelheid condooms die in het water dreven. Soms ook verbaasd over de grotere of kleinere afmetingen daar van. Dit grote aantal was het logische gevolg van de welig tierende liefde op de Wallen.
\
Op een avond had ik de wacht op de kade Pollux. Daar was ook een houten kast met een brandslang aanwezig. Als uitkijk wallenkant waren wij bewapend met een koppel met daar aan een bajonet van het geweer M-1 Garand. Deze bajonet had een afmeting waar een Romeinse soldaat, met hun korte zwaarden, jaloers op zou zijn geweest.
Ik verveelde me een keer en vroeg me af hoe zo’n bajonet zich als werp mes zou gedragen. Ik smeet hem diverse malen richting kast. Soms kletterde hij er tegen, soms schampte hij af, maar ook plofte hij er af en toe een aardig eindje in. Ik vermaakte mij goed.
Toen de volgende morgen het half vernielde kastje werd aangetroffen was de dader snel gevonden. Ik heb me toen, met een aantal dagen licht arrest vanwege vernieling van Rijks Eigendom, minder goed vermaakt.