Churandy Martina heeft eens een prachte snelle race gelopen. Dit deed mij denken aan Curaçao waar veel maten, waaronder ik, bijna vergelijkbare tijden hebben gerealiseerd. Dit wanneer wij werden achtervolgd door de MP in Campo Allegro.
Ook wisten wij als geen ander hoge hekken met prikkeldraad zeer behendig te nemen. Het zo genaamde “pintracen” Helaas is dit nooit een Olympische sport geworden.
Een maal heb ik denk ik dezelfde tijd waargemaakt.
We lagen met de Karel Doorman in Barcelona. Joep Weyers, mijn maatje, en ik hadden ons opgedoft om eens lekker te gaan stappen. Netjes met schone kraag en borstlap alleen natuurlijk geen strakke pet veer. Korporaals JC, dus nog zonder stropdas.
Ongewild geraakten wij toch in een buurt waar café’s de overhand hadden. We gingen naar binnen in een van deze met openslaande deuren. De gehele zijkant naar de straat was geopend. De muziek was overweldigend en het bier zag er zéér aanlokkelijk uit.
We kwamen er niet onder uit, dus we namen er maar een.
Terwijl de eerste slok door mijn keelgat gleed, ontwaarde ik een zielig figuur op de grond. Hij lag in zijn eigen kots te snurken.
Bij navraag bleek het een Engelse zeeman te zijn die kennelijk iets te veel had gedronken. Misschien was zijn biertje verkeerd gevallen, of hij had te weinig gegeten. Mijn sociale gevoelens kwamen boven en ik besloot hem te gaan helpen.
Ik tilde hem voorzichtig op en bracht hem weer in verticale houding. Hierdoor hervond de bloedcirculatie van deze zeeman waarschijnlijk weer zijn normale weg want hij kwam bij.
Hij opende zijn ogen, althans gedeeltelijk, keek mij aan en als dank gaf hij mij een stomp op mijn neus. Dit druiste tegen al mijn gevoelens van rechtmatigheid in en ik beantwoordde zijn actie met een soortgelijke.
Deze deed bij hem, voor een redelijke tijd neem ik aan, de lichten doven.
Op het zelfde moment van mijn actie en zijn ineenstorting, keek ik toevallig naar buiten.
Recht in de ogen van twee, zo leek het mij althans, zéér moordlustige Guardia Civil.
Daar zij slechts het slot van het drama in de kroeg hadden kunnen zien, realiseerde ik me dat ik me er, zeker niet in het Spaans, uit zou kunnen lullen.
Binnen een microseconde nam ik de beslissing om aan mijn palen te trekken.
Ik deed mijn stormbandje om en gaf vol gas. Joep verbaasd achterlatend. Alles was echter zo snel gegaan dat hij waarschijnlijk geen idee had wat er loos was.
Ik liep, gedreven door de moordlust in de ogen van die lui met die harde petjes, als aangeschoten wild door de meest lugubere donkere straatjes zonder enig idee waar ik uit zou komen. Ik hoorde de laarzen van mijn belagers als paardenhoeven vlak achter mij. Hun laarzen waren beslagen met ijzers. Dat was tevens mijn geluk. Ik hoorde ze af en toe wegglijden. Het geluid van die hoeven ging af en toe uit cadans. Dan hoorde ik een zoevend geluid achter mijn hoofd. De klootzakken probeerden mij de hersens in te slaan met hun lange wapenstokken. Het ging allemaal te snel om bang te worden. Overleven was waar ik aan dacht.
Plotseling rende ik een donker straatje uit en liep recht op de valreep van de Doorman af. Plotseling dat grote schip, als in een film, zo onwerkelijk.
Zonder gas terug te nemen rende ik de valreep op. Groeten voor de vlag was niet nodig, het was donker.
Ook zonder gas terug te nemen passeerde ik de volledige valreep wacht. Dit om herkenning te voorkomen. Zij bleven, lichtelijk in verwarring, achter.
Als een haas verplaatste ik mij door het labyrint van ons vliegkampschip. Nog nooit had ik ons verblijf, 1.G.10.82, zo snel gevonden.
Ik trok zo snel mogelijk mijn pakkie uit en dook onder wol. Alleen Joep zou mij kunnen vinden.